Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Sefanja, de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, toen Josia, de zoon van Amon, in Juda regeerde.

De dag van de HEER.

Alles zal Ik van de aardbodem wegvagen – spreekt de HEER. Mens en dier zal Ik wegvagen. Ik zal de vogels aan de hemel wegvagen en de vissen in de zee, alles wat de zondaars ten val heeft gebracht. En Ik laat de mensen van de aardbodem verdwijnen – spreekt de HEER. Ik zal Mijn hand naar Juda en de inwoners van Jeruzalem uitstrekken. Daar zal Ik de Baäls, de afgodendienaars en de priesters vernietigen. Ik zal wegvagen wie op het dak knielt voor het sterrenleger aan de hemel, wie knielt voor de HEER en trouw aan Hem zweert, maar tegelijk ook aan Milkom. Ik zal vernietigen wie de HEER de rug toekeert, Hem niet zoekt en Hem niet raadpleegt.

Wees stil voor God, de HEER, de dag van de HEER is nabij! De HEER zal een offermaaltijd houden en Zijn genodigden heiligen. Op de dag van die maaltijd zal Ik de leiders en de koningszonen straffen, en al wie zich hult in uitheemse kledij. Op die dag zal Ik straffen wie over de drempel springt, wie het huis van zijn heer vult met geweld en bedrog.

Loading

0Shares